Wat u na de gigademonstratie van het Europees Vakverbond vast niét uitgebreid zag in de traditionele media: de betoging zélf. Naast de gebrekkige, tendentieuze en ronduit foutieve berichtgeving, leek het alsof enkel toplui van vakbonden -en vakbondsfederaties een forum mochten krijgen. Weinig of geen betogers die zélf aan het woord kwamen, laat staan een discours dat ook maar enigszins afwijkt dan dat van de vakbondstop. Neen, een groot stuk van de aandacht ging zelfs naar de verkeerselende. Niet dat de Europese demonstratie propaganda was voor échte strijd.
Marc Puyol
Qua luidruchtigheid, platheid en gebrek aan inhoud, hebben onze eigen vakbondsorganisaties een nieuwe mijlpaal gevestigd. Duidelijke ordewoorden ontbraken, toespraken aan het begin waren de facto onbestaand, en een compleet gebrek aan organisatie -een rode draad in dit stuk- stortten de enorme mobilisatie zowel voor, tijdens als na de betoging in chaos.
Toegegeven, een vlekkenloze start van zo'n enorme toeloop is niet vanzelfsprekend, wat ook in 2005 al eens het geval was. Dit neemt niet weg dat er toen wél nog toespraken waren, en niet alles werd overdonderd door een oorverdovende mengelmoes van voetzoekers, toeters, vuvuzela's en muziekinstallaties die 'Dos Cervezas' afspelen. De schuld van gewone syndicalisten? Lijkt me sterk. De vakbondstop deed er in elk geval alles aan om naar aanloop van deze betoging niet té veel reclame te maken. Het gevolg was dan ook dat buitenlandse delegaties aan het einde de meerderheid uitmaakten. Het verschil tussen pakweg de CGT en ABVV was dat van dag en nacht: strijdbare slogans, georganiseerd campagne voeren en politiek materiaal uitdelen tegenover te luide muziek (niet bepaald strijdliederen, overigens), geen politieke inhoud en vooral desorganisatie.
Chaotisch verloop
Een desorganisatie die nog eens in de verf gezet werd toen een black block z'n weg zocht in de betoging, hoewel het daar duidelijk niks te zoeken had. Een ietwat uit de kluiten gewassen ordedienst met een paar metallo's had een schandalig politie-optreden kunnen voorkomen, simpelweg door dit soort groepen af te zonderen van de hoofdbetoging, wat perfect zonder geweld kan. Wegens gebrek daaraan werden ook gewone vakbondsleden bestookt met traangas en werden veel onschuldige betogers -ook leden van die 'black block'- hardhandig opgepakt. Los daarvan is er geen excuus voor een alweer belachelijk optreden van de politie, waartegen de slachtoffers zich -naar het voorbeeld van Gent vorig jaar- zeker moeten organiseren.
Om het schaandaal van de dag compleet te maken, konden we overigens zien hoe de Europese Wijk met friese ruiters werd beveiligd en Justitie, de Deutsche Bank en de Nationale Loterij door zogenaamde 'robocops' bewaakt werden. En toch: geen enkele kritische noot in de media; enkel begrip voor het 'goede werk van de ordediensten'.
Hierdoor werd de betoging uiteengereten, wat samen met een veel te lang traject resulteerde in een desolaat einde: amper tien mensen stonden voor het gigantische podium bij het Jubelpark, terwijl delen van de geluidsinstallatie vroegtijdig afgebroken werden.
Dankzij veel buitenlandse delegaties was er dus nog een strijdbare ondertoon, maar wat met onze eigen instrumenten van de arbeidersklasse? Nog maar eens werd bewezen dat deze geen échte onafhankelijkheid kennen, noch van de overheid, noch van traditionele partijen. De leiding remt het potentieel enkel maar af, terwijl de hoge syndicalisatiegraad en traditie van strijd precies enorme troeven zijn van de Belgische georganiseerde werkende klasse.
Kritisch zijn
Kritiek op de vakbondstop, de organisatie van dit soort evenementen en vooral het gebrek aan inhoud en ordewoorden is dan ook meer dan welkom. Vooral de noodzaak van onafhankelijke vakbonden moet opnieuw hoog op de agenda komen, en dus ook de eis om banden met CD&V of Sp.A consequent door te snijden en Gennez, samen met haar PES-vertegenwoordigers, in het vervolg niet zomaar welkom te heten op dit soort mobilisaties. Het tegenovergestelde -wat vandaag bestààt- betekent in feite warm en koud tegelijk blazen, wat in de praktijk een gebrekkige verdediging van arbeidersrechten -en verworvenheden betekent.
De onmiddelijke verdediging op korte termijn van die verworvenheden, alsook de zogenaamde 'damage control', is een strategie waar de meeste werknemers vandaag, vanuit een logische reflex, genoegen mee nemen. Het 'andere' zou immers niet realistisch genoeg zijn, en de media, vakbondstop en traditionele politiek werken elke dag hard om dat zo te houden. Toch zal deze houding op termijn altijd tot een interne tegenstelling leiden, die resulteert in nederlagen voor de linkerzijde en desillusie onder de werkende klasse.
Welke logica?
Want, het is inderdaad zo dat besparingen binnen de huidige logica 'sociaal' zijn: kiezen tussen de pest en de cholera als het ware, en er zijn toch geen alternatieven, zo stelt de burgerij. Vakbondsleiders overal in Europa hebben daar geen sluitend antwoord op en beperkten zich tot het beïnvloeden van besparingen. En daar zit het hem: breken met die logica. Iets wat onze vakbonden vandaag onvoldoende doen, los van strijdbare slogans en amusante 'spandoekenoorlogen', die vooral niet zichtbaar waren afgelopen woensdag in Brussel. Strijdbare syndicale militantenkernen bestaan zeker, evenals linkse militanten in allerlei organisaties. Zij hebben de positie, (soms) het programma en vooral het potentieel om kritieken zoals deze om te zetten in de omvorming van vakbonden tot democratische, onafhankelijke en vooral strijdbare instrumenten. Helaas gebeurt dit vandaag te weinig, terwijl een strategie van de facto corporatisme onvoldoende gaat zijn om de essentie van de besparingen -sociale afbraak en verarming- af te stoppen.
Toch klinken er binnen de linkerzijde weinig kritische stemmen. Er is geen noodzaak aan volledig nieuwe vakbonden, integendeel. Dat zou absurd zijn, gezien het potentieel dat de vakbonden vandaag al bezitten. Het gaat enkel om de onafhankelijkheid ervan en hoe deze in het strijdtoneel worden ingezet. Wat na de 29e? Werd er enkel maar wat stoom afgelaten? Er zijn géén perspectieven voor de duizenden militanten die kwamen opdagen, terwijl er op zich niks werd bereikt in Brussel. De strijd zou nu nog maar pas mogen beginnen en toch lijkt deze al afgelopen. Alsof de werkende klasse -dé centrale speler in de strijd tegen besparingen- haar deel al gedaan heeft en het nu aan de 'experts' is om de zaak verder af te handelen.
Publieke opinie
Op lange termijn wordt de positie van de vakbond hierdoor evenwel niet beter. Gebrekkige perspectieven, collaboratie met traditionele partijen en een log bureaucratisch aparaat (soms met het nodige nepotisme) zijn mee de oorzaak van het feit dat een enorme proportie van de vakbondsleden rechts stemt. De kans is zelfs groot dat wie in Brussel was naast iemand liep die op De Wever stemde. Maar is dat zo abnormaal? Populisten als Dedecker, De Wever zélf en een groot deel van de rechterzijde kunnen steeds verwijzen naar de positie van de vakbonden als feitelijk deel van de overheid en hoe 'hun macht' daarbij enorm is toegenomen. Een 'macht' dat het met een andere houding al lang was kwijt gespeeld, maar je kan je steeds meer afvragen of dat wel zo'n slechte zaak zou zijn. Neen, dit is uiteraard geen pleidooi voor de afschaffing van subsidies of wat dan ook, maar louter voor de terugkeer naar de core business van vakbonden: klassenstrijd.
Het succes van vakbonden hangt vandaag immers niet zozeer af van de strijdbaarheid ervan, maar met name van de diensten die deze aanbieden. Dit is ook de voornaamste reden dat de Liberale Vakbond steeds meer leden heeft.
Niet dat er vanuit die dienstenlogica geen goeie initiatieven komen, integendeel, maar net zoals bij traditionele (centrumlinkse) partijen gaat het vaak om symptoombestrijding zonder meer. Een analogie met de betoging van woensdag bestaat ook op kleiner niveau: de mogelijkheid om eens stoom af te laten op infovergaderingen, allerlei nuttige zaken die zeker moeten blijven bestaan, maar liefst nààst die eerder genoemde 'core business'.
Alternatief?
Wat is hiervoor nodig? Om te beginnen de eerder genoemde onafhankelijkheid, maar meteen daarmee ook de openheid naar andere linkse krachten/stromingen buiten de eigen zuil. Daar bestaan vandaag al voorbeelden van, zoals FGTB Jeunes Charleroi of lokale ABVV Jongeren-afdelingen die samen in zee gaan met LSP om lokale jongerenmarsen voor werk te organiseren. Daar waar strijdbare militantengroepen zitten, kunnen zo'n initiatieven genomen worden, waarmee ook de vakbondstop onder druk gezet kan worden.
Het moet dus aan de basis, bij de militanten zélf beginnen, door een consequente houding aan te nemen, samen met andere linkse krachten, en op die manier trachten de positie van de vakbond op een ander spoor te brengen. Daar eindigt het echter niet: zogenaamde 'onafhankelijke' vakbonden in het buitenland worden ook geparalliseerd door een bange en vaak corrupte leiding. Interne democratie is dan ook een volgende noodzakelijke stap om de strijdbaarheid te kunnen garanderen.
Om tot dit soort stappen te kunnen komen, moet de linkerzijde alsook haar eigen vakbondsmilitanten -en delegee's in zekere zin het goede voorbeeld te geven, door zich steeds democratisch te organiseren in verzet tegen wat dan ook (neem nu bijvoorbeeld politiegeweld op betogingen of aan piketten), kritisch te blijven tegenover ordewoorden -of gebrek daaraan- van de vakbondstop, en bij dit alles vooral veel geduld te hebben en vooral bouwend te werken. Zo heeft de onafhankelijke Pakistaanse federatie van vakbonden TURCP (samen met PWF en vele andere organisaties) het heft in eigen handen genomen om hulp te bieden na de catastrofale overstromingen. Dit doet het via democratisch verkozen militanten die verantwoording moeten kunnen afleggen voor de aanwending van hulp. Hierdoor is deze hulp, hoe kleinschalig ook, vele malen effectiever én belangenloos in vergelijking met vele NGO's (groot en klein) en overheden uit binnen -en buitenland.
Een kritiekloze houding tegenover onze vakbondstop kan vanuit een pragmatisch kortetermijnperspectief misschien wat opleveren, maar zal op langere termijn enkel leiden tot nieuwe nederlagen. De moeilijke weg is eens te meer de beste.
donderdag 30 september 2010
maandag 20 september 2010
LeffingeLeuren: een groots klein festival
Het huizenhoge cliché dat de titel van dit verslag meegekregen heeft, moést ergens gebruikt worden en lag eigenlijk ook al vast. LeffingeLeuren bevestigde dit jaar nogmaals dat het een ietwat onderkend, maar briljant festival is met een prijs/kwaliteit-verhouding die zelden geëvenaard wordt.
De affiche was vermoedelijk al de beste ooit, en de weekendkaarten waren dan ook uitverkocht. Met een groter festivalterrein én uitgebreide camping was het anders slaperige dorpje bij Middelkerke helemaal klaar voor opnieuw een zeer aangenaam en muzikaal hoogstaande editie.
De prijs van de camping is, gezien de beperkte service, evenwel een tegenvaller: 11,5 euro. De festivaltickets zélf zijn ook een pak duurder in vergelijking met vroeger, maar op dat vlak is Leffinge dan ook sterk geëvolueerd, wat de prijzen enigszins rechtvaardigt.
Voor het overige ziet het festival eruit zoals je kan verwachten van een klein evenement dat binnen z'n categorie tot de absolute top behoort: prima organisatie, degelijk geluid en een gezellige sfeer. Enige minpuntje is het publiek, dat vaak veel te jong (en dus wat luidruchtig en onwetend) uitvalt. Daar kan de organisatie niks aan doen; sowieso is de programmatie gericht op fijnproevers louter dan scholieren. Voor tieners die een eerste festival willen doen, is Leffinge anderzijds wel ideaal. Toch kon dit de pret niet bederven in de afgelopen editie.
Dat zou absurd zijn, als je als festivalbezoeker bijvoorbeeld de luxe hebt om Leffinge aan te vatten met een optreden van Amatorski in Zaal de Zwerver (een briljante luxe is het trouwens om een concertzaal op een festival te hebben). De Gentse band, bekend om een belachelijk gehyped nummer, bewees zonder problemen dat 'Come Home' tot hun mindere werk behoort. De rest van hun oevre heeft meer persoonlijkheid en is beduidend vernieuwender. Het Vlaamse antwoord op Sigur Ros zou geen slechte manier zijn om hen te beschrijven. Prima optreden, ondanks een wat babbelgraag publiek en het niet spelen van hun beste nummer, 'Same stars we shared'.
Babylon Circus bleek de ideale naam te zijn om in de grote tent de boel degelijk op gang te trekken. Ze hebben al een aantal hitjes die goed werken bij een divers publiek en zijn dan ook het prototype van een festivalband. Hoewel wat té hippie-achtig bij momenten, was ook dit een sterk concert.
Iemand die verloren leek gelopen te zijn op de affiche was Paul Weller. Of ook weer niet: LeffingeLeuren programmeert graag onbekende of onderschatte grootheden uit het buiteland. Het draait uiteindelijk om de kwaliteit, en die heeft Paul Weller natuurlijk. Het werd een klasse-optreden, evenwel zonder échte hoogtepunten. Het publiek lustte het logischerwijze niet heel erg graag en bovendien was het geluid wat belabberd bij momenten. Toch kon deze Britpoples geslaagd worden genoemd.
Een klein nadeel op het festival is de beperkte capaciteit van Zaal de Zwerver. Daardoor moest de passage van het hippe Balthazar geruild worden voor de commerciële éénheidsworst van Tocadisco. Muzikaal gezien waardeloos, maar wel het optreden dat het meeste volk trok over het hele weekend. Opnieuw wordt een belangrijke tendens bevestigd: met name een jonger publiek gaat voor het feestgevoel, liefst zonder al te veel complexiteiten. 'Whoa whoa' roepen (ook volledig nààst de beat) hoort daar uiteraard ook bij.
De tweede dag begon pas écht bij Le Peuple de l'Herbe, wat zonder twijfel het meest energieke optreden van het weekend werd. Het collectief klinkt absoluut niet Frans en vormt alweer een voorbeeld van geëngageerde hip hop, vrij van negatieve cliché's. Nouja, zoals hip hop oospronkelijk bedoeld werd, quoi.
Perfect daarbij aansluitend was Roots Manuva, ook bekend van z'n werk met Gorillaz. Ook hier niks aan te merken op de sterkte van het optreden, al viel het geluid wat tegen en konden een aantal nummers niet overtuigen. Duidelijk een zaalact.
Vierde keer Abysnthe Minded op Leffinge, en dus telkens een beetje hoger op de affiche. Vreemd genoeg moest de band liefst een half uur zélf soundchecken. Ook tijdens het optreden werd duidelijk dat Absynthe Minded nog net iets beter zal moeten kunnen doen om zich te onderscheiden. Het gaat op zich om zeer mooi gemaakte muziek die live ook nog eens overkomt, maar de band zélf is vaak niet veel meer dan zanger Bert Ostyn, met al de beperkingen van dien.
Het cliché voor Lee 'Scratch' Perry blijft (gedeeltelijk) rechtop: ofwel zeer slecht, ofwel een geniaal feestje. Nu was het ergens tussenin, daar zijn trage dub op zich goed gebracht werd (vooral dankzij een prima band) en de 74-jarige legende redelijk nuchter leek. Maar: het ging te traag. Pas op het einde werd getoond wat het potentieel kon geweest zijn van dit optreden. Niet dat we veel meer kunnen vragen van een bejaarde man, natuurlijk.
Ode aan de held die vlak na het optreden van Perry geniale dubstep loeihard door de PA liet blazen. Het bleek de perfecte opwarmer te zijn voor Mixmaster Mike, oftewel het bekendste knoppengenie die vaak ook in dienst van Beastie Boys werkt. Begrijp het niet verkeerd: hij is echt wel geniaal, maar we zien hem toch liever bij de drie veertigers uit New York. Echt slechte platen draaien deed-ie niet, maar er zat anderzijds ook geen persoonlijkheid in een set die om de nanoseconde van nummer veranderde. Soms zaten er echt prachtige ingevingen tussen, afgewisseld met de vetste dubstep die op de man op z'n laptop had staan. Uiteindelijk verwaterde de boel echter, wat nog eens duidelijk maakt dat dj-sets (deze keer écht live) niet om kwantiteit, maar om kwaliteit draaien.
Zondagen op Leffinge hadden vroeger de slechte naam van saai en sfeerloos te zijn. Enerzijds omwille van de (oudere) dagjesmensen, en anderzijds omdat veel andere bezoekers s'anderendaags op de schoolbanken moeten zitten. De organisatie had daar dit jaar iets uitstekends op gevonden: Blackbox Revelation relatief vroeg programmeren als publiekstrekker, wat een schot in de roos bleek te zijn. Hun optreden was niet beter dan vorig jaar, maar de nog steeds piepjonge band maakte duidelijk veel technische progressie sinds de vorige passage; er was zelfs plaats voor een heus potje jammen in het midden van de set, en de overgang tussen 'I think I like you' en 'Do I know you' was pure klasse. Nu nog wat origineler uit de hoek komen en werken aan die drumpartijen!
Dankzij de strategische programmatie viel het optreden van 65 Days of Static helemaal niét in het water. Deze band heeft nog niet de herkenbaarheid van Explosions in the Sky, maar compenseren dit door zowaar 'dansbare postrock' te maken. Het sloeg ook aan, want zelfs met een wat te rustig eerste deel, ontplofte de boel vanaf hun bekende 'Radio Protector'. Prachtig om deze band nog eens te zien.
Admiral Freebee liet zijn amateuristische onderbrokenlol voor één keer thuis (misschien door het feit dat Flip Kowlier nu in z'n band zit), maar vermits zijn Engelse teksten nog steeds ondermaats zijn, ging het richting een échte Amerikaanse band: Viva L'American Death Ray Music. Een mondvol voor een optreden in het kleine, gezellige Café De Zwerver (dat fungeerde als 'vierde podium', na de tent, de zaal en het Marktplein). Het werd een interessante show, vooral bestaande uit experimentele blues met duidelijke Malinese invloeden. Een goede ontdekking, met andere woorden.
De afsluiter van LeffingeLeuren 2010 is vermoedelijk de grootste band die het festival ooit al wist te strikken. Niemand minder dan Wilco sloot een vreemd genoeg niet uitverkochte festivaldag af. Na de zegetochten op Pukkelpop en in de AB vorig jaar, kan men bezwaarlijk nog stellen dat dit een Amerikaanse band is voor een Amerikaans publiek. Ook hier zijn ze bekend, zij het niet goed genoeg. Ergens kan gesteld worden dat ze niet thuis horen op een kleine setting als Leffinge, maar ze kozen zélf voor een bescheiden Europese tournee, wat hun komst naar deze uithoek dus perfect rechtvaardigt. Op vraag van de organisatie bracht de band geen gewoonlijke marathonset, wat jammer was voor de fans, maar gezien de omstandigheden ook begrijpelijk. Klagen konden we evenwel niet: deze band kan liedjes maken als geen ander, volgens de Gouden Snede van de moderne popmuziek. Daar eindigt het niet bij: werkelijk élk nummer plakt moeiteloos aan je brein, en wordt meestal in een cocon van avantgardistische noisebreakdowns en onnavolgbare gitaarsolo's gestopt. Van de bovenste plank dus, en dat in een dorpje dat ooit onstond rond een mesthoop. Er waren enkel maar hoogtepunten, en hoewel de reactie van het publiek lauw was, amuseerde de band zich duidelijk. Kortom: precies wat verwacht mocht worden van een band als Wilco.
Datzelfde geldt ook voor de rest van de affiche en het hele festival op zich. Zondagnacht kon met veel plezier naar de desolate camping getrokken worden, en van het optreden van Wilco wordt nog weken nagenoten. Volgend jaar zal het kleine LeffingeLeuren, zonder gigantische marketingmachines en met de ideale rust na een drukke festivalzomer, opnieuw één van de meest genietbare evenementen worden dat ons festivallandschap te bieden heeft. Oh, en de 1Minute Awards voor kortfilms zal natuurlijk ook opnieuw plaatsvinden, als uniek aspect van een al even uniek festival.
De affiche was vermoedelijk al de beste ooit, en de weekendkaarten waren dan ook uitverkocht. Met een groter festivalterrein én uitgebreide camping was het anders slaperige dorpje bij Middelkerke helemaal klaar voor opnieuw een zeer aangenaam en muzikaal hoogstaande editie.
De prijs van de camping is, gezien de beperkte service, evenwel een tegenvaller: 11,5 euro. De festivaltickets zélf zijn ook een pak duurder in vergelijking met vroeger, maar op dat vlak is Leffinge dan ook sterk geëvolueerd, wat de prijzen enigszins rechtvaardigt.
Voor het overige ziet het festival eruit zoals je kan verwachten van een klein evenement dat binnen z'n categorie tot de absolute top behoort: prima organisatie, degelijk geluid en een gezellige sfeer. Enige minpuntje is het publiek, dat vaak veel te jong (en dus wat luidruchtig en onwetend) uitvalt. Daar kan de organisatie niks aan doen; sowieso is de programmatie gericht op fijnproevers louter dan scholieren. Voor tieners die een eerste festival willen doen, is Leffinge anderzijds wel ideaal. Toch kon dit de pret niet bederven in de afgelopen editie.
Dat zou absurd zijn, als je als festivalbezoeker bijvoorbeeld de luxe hebt om Leffinge aan te vatten met een optreden van Amatorski in Zaal de Zwerver (een briljante luxe is het trouwens om een concertzaal op een festival te hebben). De Gentse band, bekend om een belachelijk gehyped nummer, bewees zonder problemen dat 'Come Home' tot hun mindere werk behoort. De rest van hun oevre heeft meer persoonlijkheid en is beduidend vernieuwender. Het Vlaamse antwoord op Sigur Ros zou geen slechte manier zijn om hen te beschrijven. Prima optreden, ondanks een wat babbelgraag publiek en het niet spelen van hun beste nummer, 'Same stars we shared'.
Babylon Circus bleek de ideale naam te zijn om in de grote tent de boel degelijk op gang te trekken. Ze hebben al een aantal hitjes die goed werken bij een divers publiek en zijn dan ook het prototype van een festivalband. Hoewel wat té hippie-achtig bij momenten, was ook dit een sterk concert.
Iemand die verloren leek gelopen te zijn op de affiche was Paul Weller. Of ook weer niet: LeffingeLeuren programmeert graag onbekende of onderschatte grootheden uit het buiteland. Het draait uiteindelijk om de kwaliteit, en die heeft Paul Weller natuurlijk. Het werd een klasse-optreden, evenwel zonder échte hoogtepunten. Het publiek lustte het logischerwijze niet heel erg graag en bovendien was het geluid wat belabberd bij momenten. Toch kon deze Britpoples geslaagd worden genoemd.
Een klein nadeel op het festival is de beperkte capaciteit van Zaal de Zwerver. Daardoor moest de passage van het hippe Balthazar geruild worden voor de commerciële éénheidsworst van Tocadisco. Muzikaal gezien waardeloos, maar wel het optreden dat het meeste volk trok over het hele weekend. Opnieuw wordt een belangrijke tendens bevestigd: met name een jonger publiek gaat voor het feestgevoel, liefst zonder al te veel complexiteiten. 'Whoa whoa' roepen (ook volledig nààst de beat) hoort daar uiteraard ook bij.
De tweede dag begon pas écht bij Le Peuple de l'Herbe, wat zonder twijfel het meest energieke optreden van het weekend werd. Het collectief klinkt absoluut niet Frans en vormt alweer een voorbeeld van geëngageerde hip hop, vrij van negatieve cliché's. Nouja, zoals hip hop oospronkelijk bedoeld werd, quoi.
Perfect daarbij aansluitend was Roots Manuva, ook bekend van z'n werk met Gorillaz. Ook hier niks aan te merken op de sterkte van het optreden, al viel het geluid wat tegen en konden een aantal nummers niet overtuigen. Duidelijk een zaalact.
Vierde keer Abysnthe Minded op Leffinge, en dus telkens een beetje hoger op de affiche. Vreemd genoeg moest de band liefst een half uur zélf soundchecken. Ook tijdens het optreden werd duidelijk dat Absynthe Minded nog net iets beter zal moeten kunnen doen om zich te onderscheiden. Het gaat op zich om zeer mooi gemaakte muziek die live ook nog eens overkomt, maar de band zélf is vaak niet veel meer dan zanger Bert Ostyn, met al de beperkingen van dien.
Het cliché voor Lee 'Scratch' Perry blijft (gedeeltelijk) rechtop: ofwel zeer slecht, ofwel een geniaal feestje. Nu was het ergens tussenin, daar zijn trage dub op zich goed gebracht werd (vooral dankzij een prima band) en de 74-jarige legende redelijk nuchter leek. Maar: het ging te traag. Pas op het einde werd getoond wat het potentieel kon geweest zijn van dit optreden. Niet dat we veel meer kunnen vragen van een bejaarde man, natuurlijk.
Ode aan de held die vlak na het optreden van Perry geniale dubstep loeihard door de PA liet blazen. Het bleek de perfecte opwarmer te zijn voor Mixmaster Mike, oftewel het bekendste knoppengenie die vaak ook in dienst van Beastie Boys werkt. Begrijp het niet verkeerd: hij is echt wel geniaal, maar we zien hem toch liever bij de drie veertigers uit New York. Echt slechte platen draaien deed-ie niet, maar er zat anderzijds ook geen persoonlijkheid in een set die om de nanoseconde van nummer veranderde. Soms zaten er echt prachtige ingevingen tussen, afgewisseld met de vetste dubstep die op de man op z'n laptop had staan. Uiteindelijk verwaterde de boel echter, wat nog eens duidelijk maakt dat dj-sets (deze keer écht live) niet om kwantiteit, maar om kwaliteit draaien.
Zondagen op Leffinge hadden vroeger de slechte naam van saai en sfeerloos te zijn. Enerzijds omwille van de (oudere) dagjesmensen, en anderzijds omdat veel andere bezoekers s'anderendaags op de schoolbanken moeten zitten. De organisatie had daar dit jaar iets uitstekends op gevonden: Blackbox Revelation relatief vroeg programmeren als publiekstrekker, wat een schot in de roos bleek te zijn. Hun optreden was niet beter dan vorig jaar, maar de nog steeds piepjonge band maakte duidelijk veel technische progressie sinds de vorige passage; er was zelfs plaats voor een heus potje jammen in het midden van de set, en de overgang tussen 'I think I like you' en 'Do I know you' was pure klasse. Nu nog wat origineler uit de hoek komen en werken aan die drumpartijen!
Dankzij de strategische programmatie viel het optreden van 65 Days of Static helemaal niét in het water. Deze band heeft nog niet de herkenbaarheid van Explosions in the Sky, maar compenseren dit door zowaar 'dansbare postrock' te maken. Het sloeg ook aan, want zelfs met een wat te rustig eerste deel, ontplofte de boel vanaf hun bekende 'Radio Protector'. Prachtig om deze band nog eens te zien.
Admiral Freebee liet zijn amateuristische onderbrokenlol voor één keer thuis (misschien door het feit dat Flip Kowlier nu in z'n band zit), maar vermits zijn Engelse teksten nog steeds ondermaats zijn, ging het richting een échte Amerikaanse band: Viva L'American Death Ray Music. Een mondvol voor een optreden in het kleine, gezellige Café De Zwerver (dat fungeerde als 'vierde podium', na de tent, de zaal en het Marktplein). Het werd een interessante show, vooral bestaande uit experimentele blues met duidelijke Malinese invloeden. Een goede ontdekking, met andere woorden.
De afsluiter van LeffingeLeuren 2010 is vermoedelijk de grootste band die het festival ooit al wist te strikken. Niemand minder dan Wilco sloot een vreemd genoeg niet uitverkochte festivaldag af. Na de zegetochten op Pukkelpop en in de AB vorig jaar, kan men bezwaarlijk nog stellen dat dit een Amerikaanse band is voor een Amerikaans publiek. Ook hier zijn ze bekend, zij het niet goed genoeg. Ergens kan gesteld worden dat ze niet thuis horen op een kleine setting als Leffinge, maar ze kozen zélf voor een bescheiden Europese tournee, wat hun komst naar deze uithoek dus perfect rechtvaardigt. Op vraag van de organisatie bracht de band geen gewoonlijke marathonset, wat jammer was voor de fans, maar gezien de omstandigheden ook begrijpelijk. Klagen konden we evenwel niet: deze band kan liedjes maken als geen ander, volgens de Gouden Snede van de moderne popmuziek. Daar eindigt het niet bij: werkelijk élk nummer plakt moeiteloos aan je brein, en wordt meestal in een cocon van avantgardistische noisebreakdowns en onnavolgbare gitaarsolo's gestopt. Van de bovenste plank dus, en dat in een dorpje dat ooit onstond rond een mesthoop. Er waren enkel maar hoogtepunten, en hoewel de reactie van het publiek lauw was, amuseerde de band zich duidelijk. Kortom: precies wat verwacht mocht worden van een band als Wilco.
Datzelfde geldt ook voor de rest van de affiche en het hele festival op zich. Zondagnacht kon met veel plezier naar de desolate camping getrokken worden, en van het optreden van Wilco wordt nog weken nagenoten. Volgend jaar zal het kleine LeffingeLeuren, zonder gigantische marketingmachines en met de ideale rust na een drukke festivalzomer, opnieuw één van de meest genietbare evenementen worden dat ons festivallandschap te bieden heeft. Oh, en de 1Minute Awards voor kortfilms zal natuurlijk ook opnieuw plaatsvinden, als uniek aspect van een al even uniek festival.
Abonneren op:
Reacties (Atom)
